
Praktijkopdracht Questioning in
7/8
Vraag een collega, partner of vriend om iets met jou te delen wat op dit moment in de voorgrond is in zijn of haar leven. Vertel dat je op twee verschillende manieren gaat reageren op hetgeen de ander met jou deelt:
1. Stel alleen maar vragen waarmee de ander jou informatie geeft die hij/zij al weet (questioning out). Dit is het type vragen als: wanneer is het gebeurd? Wie waren erbij betrokken? Waar ging je naartoe etc. Als je gesprekspartner vertelt naar Zweden te zijn geweest kun je vragen of hij ook wel eens in Finland is geweest etc. Doel is hier dus informatie te verzamelen die jij wilt weten.
2. Vraag je gesprekspartner opnieuw zijn/haar verhaal te doen. Ditmaal reageer je door eerst twee reflecties te geven en vervolgens een vraag te stellen die past bij de reflectie, die uitsluitend bedoeld is ter verdieping voor de ander (questioning in). Stel geen vragen over nieuwe onderwerpen. Doel is hier dat de ander aan het denken wordt gezet, of verder wordt gebracht in zijn/haar denken over het onderwerp.
3. Wissel met je gesprekspartner uit wat het effect was van de twee manieren van vragen stellen.
4. Probeer deze basistechniek uit in een aantal van jouw gesprekken: 2 reflecties, vervolgens een vraag die past bij de reflectie.

wb blz 42